Een kinderboek uit 1973 wat ik nog niet ken, dat is bijna bijzonder. Toen ik een artikel uit de Trouw las waar ‘Momo en de tijdspaarders (Micheal Ende)’ werd aangehaald herinnerde ik me wel ineens dat mijn vader het er  later regelmatig over had, maar deze heeft hij me nooit voorgelezen. Gezien mijn fascinatie over tijd én voorliefde voor kinderboeken heb ik het dan ook meteen gekocht! Leek het in de jaren ’70 misschien nog futuristisch, inmiddels griezelig reëel.  Een prachtig stuk wat ik graag vast deel:

Er is een groot en toch heel alledaags geheim. Alle mensen hebben er mee te maken, iedereen kent het, maar slechts weinigen denken er ooit over na. De meeste mensen accepteren het gewoon en verbazen zich er helemaal niet over. Dit geheim is tijd. Je hebt kalenders en klokken om hem te meten, maar dat wil weinig zeggen, want iedereen weet dat één enkel uur wel een eeuwigheid kan lijken, maar soms ook als in een ogenblik voorbijvliegen – het hangt er maar vanaf wat je in dat uur beleeft.
Want tijd is leven. En het leven woont in je hart.

Prachtig toch? Maar hier maken de grijze heren die stiekem de wereld van Momo binnensluipen dus mooi misbruik van. Ze slaan toe als er een moment van twijfel toe slaat. Zoals bij kapper Fusi op een sombere en regenachtige dag. ‘Mijn hele leven is mislukt. Wie ben ik nou? Als ik maar het ware leven zou kunnen leiden, dan was ik een heel ander mens! Hij stelde zich iets chics voor, zoals hij in de geïllustreerde bladen zag. Maar daar schiet naast mijn werk geen tijd voor over, daarvoor moet je vrij zijn.’

De grijze heren maken hem wijs dat hij daarvoor moet sparen. Verliesposten wegstrepen zoals tegen zijn dementerende moeder praten. Zingen. Vrienden. Zijn dag overdenken voor het slapen gaan. Zo spaarde hij zo 2 uur per dag. En met rente kon hij dan later het ware leven gaan leiden. De herinnering aan het bezoek van de grijze heren werd weggevaagd. Maar wat bleek?

‘Zijn dagen werden eerst onmerkbaar, maar dan duidelijk voelbaar korter en korter. De tijdspaarders waren wel veel beter gekleed. Ze verdiende meer geld en konden meer uitgeven. Maar ze hadden neerslachtige, vermoeide of verbitterde gezichten en onvriendelijke ogen. Dromen gold bij hen bijna als een misdaad. Maar het minste van alles kon men stilte verdragen. Want dan overviel hen de angst omdat ze vaag vermoedden, wat er in werkelijkheid met hun leven gebeurde.’

Ik hoop dat het goed afloopt. En dat ik je later kan vertellen of we er iets van kunnen leren dat ons verhaal ook beter afloopt!

2 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *